Navigatie
Met dank aan

Zeemansverhalen

Op deze site komen korte verhalen van mensen die gewerkt of gediend hebben op de Naaldwijk. Door te klikken op de titel komt u op de sub-pagina. Op deze hoofdpagina staat het verhaal van Johan Veenstra.

Portret van een machinist; Rienk Ratsma

MIJN BELEVENISSEN OP DE MIJNENVEGER Hr. Ms. NAALDWIJK
1955 – 1956.

Johan Veenstra was in 1955 1-ste Hofmeester aan boord van de Naaldwijk. Hij maakte de eerste proefvaarten mee. Zijn verhaal begint in oktober 1954:


Hier een schitterende foto van de Naaldwijk nog zonder registratienummer op de werf Gusto te Alblasserdam.

Mijn verhaal begint in oktober 1954. Ik was net 1-ste Hofmeester geworden. Toch een stuk mooier, twee van die kloeke rode ‘chevrons’ i.p.v zo’n mager 1-tje …. en m’n ‘katje’ groeide natuurlijk mee. Na als die “Bymsen”en “Amsen” uit de States werden er nu op Nederlandse werven ook mijnenvegers gebouwd, mooiere sxchepen dan de eerder genoemden. Het “bootje” waar wij als nieuw gevormde bemanning voor bestemd waren was de toekomstige Hr. Ms. Naaldwijk, een uitzending naar de U.S.A. zat er dus voor mij niet meer in. (Wij hadden de Hr. Ms. Beilen vanuit New Orleons naar Nederland gebracht). Ik vond het best. De Naaldwijk was er een van de zg. Dokkum-klasse waarvan er tweeendertig gebouwd zouden worden. De op zekere dag de  plunje weer in de plunjezak gepleurd en met een enkeltje Alblasserdam vertrokken naar de scheepswerf “De Noord”, vlakbij Rotterdam. Commandant was de Ltz1e klas Heukelom, hij zou de aardigste, meest aimabele officier blijken te zijn die ik bij de Marine heb gekend. 1-ste officier was Ltz. II Bakker, een lange jonge kerel, derde officier was de technische man hij heette (meen ik) van Dijk, hij was een rustige bescheiden figuur. Bootsman en chef d’équipage was een ietwat dikkige, (oogaanschijnlijk) aardige Zeeuw – Goedegebuuren (onthouw deze naam maar. De namen van de andere onderofficieren ben ik helaas kwijt.

Mooi, alles nieuw, kennismaken, wennen, je plaatsje weer vinden, ‘n beetje peilen met wie je een pilsje kunt drinken en met wie (nog) niet…. same procedure…. as usual. Naast maten, officieren en onderofficieren moest je als hofmeester ook goed kunnen opschieten met de kok, met hem is een goede samenwerking natuurlijk belangrijk. Het doorgeefluikje naar het officiersverblijf ( Lomgroom) was in de kombuis, dus de kok gaf mij de “hap” door die ik dan zo kon uitserveren. Z’n voornaam was Wout(je), hij was “chef crematorium”zoals hij zelf zei.  

De eerste korte proefvaarten maakten wij met allerlei technische werfmensen aan boord. Wanneer we voor het eerst de hele Waterweg afvaren heeft zich inmiddels een hoge Amerikaanse Marineofficier ingescheept, het was een aardige gemoedelijk kerel, aan boord de hoogste in rang (overste meen ik), maat zeer bescheiden in z’n optreden (daar kon die lange Bakker een voorbeeld aan nemen). Met die Yank ( z’n naam ben ik kwijt, hij kon zolekker vet ‘ELBLEZZERDAM’ zeggen waar hij alblasserdam bedoelde), met hem kwam ook een kistje port aan boord, dat was zijn favoriete drankje (ik vind het sindsdien ook niet verkeerd) .Alles verliep zonder problemen, rustig zeetje en zo rustig varend doen wij even Den Helder aan en dan weer terug naar ELBLAZZERDAM.

Johan Veenstra.

Op een zaterdagmorgen liepen wij na een nacht varen de Nieuwe Waterweg op bij werkelijk zeer dichte mist, alle grote schepen lagen voor anker bij de “Hoek” omdat de loodsdiensten swaren gestaakt, maar wij voeren door, wij hadden geen loods nodig en met het weekend in het achterhoofd probeerden we toch heel voorzichtig naar binnen te sluipen, stroomopwaarts enkele voor anker liggende zeereuzen passerend. Maar uiteindelijk werd het toch ook onze commandant te riskant, dus gingen ook wij voor naker midden in de Nieuwe Waterweg.Het is heel apart en spookachtig zo’n dikke mist, je ziet geen barst maar hoort alleen het regelmatig bellen ( zo om de minuut) van de om je heen liggende schepen en de eigen scheepsbel natuurlijk. Ondanks het feit dat er geen tien meter zicht was haalde één categorie schippers gewoon door, de vissers. Visserlui rammen overal dwars doorheen, echt waar…. zo kwam die ochtend ook een luid toeterende Vlaardinger logger langs, met flink de vaart er in hoor, honende opmerkingen roepend aan ons adres en wegwerpgebaren makend naar de watjes van de Marine. Ik geloof dat vissers en Marine niet zoveel sympathie voor elkaar voelen, vissers vinden dat zij de baas zijn. Ook tijdens een veegactie voor de kust van een flottielje sweepers voeren ze gewoon dwars door z’n formatie heen.

Enfin ik sta zoals ik wel vaker deed op het achterdek, dus heel lag bij het water een strootje te roken, ( dit is echt waar gebeurd), ik hoor regelmatig onze scheepsbel op de brug en daar tussendoor ergens achter ons stroomafwaarts een andere bel. ik nam nog een trekkie  aan mijn sjekkie en dacht plots:
Verrek, wat sien ik….? “


Mist op de Nieuwe Waterweg: getekend door Johan Veenstra 

een hele dikke roestbruine ankerketting veel dikker dan de onze, schoof langzaam m’n gezichtsveld binnen… dit is onmogelijk dacht ik omhoog met het hoofd in mijn nek, echt zo enorm hoog was die boeg die daar opdook uit die muur van mist…. “Dit kan niet”, dacht ik razendsnel, éen schip kan niet varen met z’n ankerketting schuin vooruit…!”. Ik rende de trap naar de brug op roepend “KIJK UIT…!”om vast de aandacht te trekken van welke officier dan ook. De commandant gaf direct orders vooruit te varen zo werd een aanvarinf op het nippertje voorkomen. Oorzaak: we hadden door die echt heel dikke mist geen enkle oriëntatiepunt, ons anker was door de sterke stroom gaan “kabben”zonder dat dit op de brug was opgemerkt. Door mijn toevallige aanwezigheid helemaal achter op het schip had ik als eerste in de peiling dat er iets hardstkke fout freigde te gaan… en zo, door allert te reageren, de commandant en de door de vissres al een beetje uitgelachen Marine, voor een afgang bespaard…!

 
Johan Veenstra op een van zijn geliefde plekjes aan boord turend over de zee.

Na een vrij weekend thuis reisde ik op maandagmorgen het hele “pokkenend” weer terug. De proefvaarten zater er nu bijna op, er waren nog slechts enkele burgers aan boord toen we op vrijdagmorgen de haven van Den Helder verlieten voor de laatste test van metname de motoren, de voortstuwing dus. Nou, dat hebben wij gemerkt, het werd buigen of barsten. op eem klein schip hoor je vrijmakkelijk wat er zoal gaande is, wat de plannen zijn. Zo vernamen wij dat de machinekamer die komende nacht een ultime krachtpreof zou ondergaan. we voeren ten hoogte van het lichtschip Texel en zouden vanaf dat punt volle kracht naar de “noordhinder”ter hoogte van Walcheren varen. Zo gezegd – zo gedaan… Het was een beetje “pech” dat wind en zee (de golven dus), juist die nacht de andere kant uit wilden en niet zo’n beetje ook… het waaide echt stormkracht…! Stampend en bonkend, we pikten het ene “paaltje”  na het andere. Benedendeks was het een chaos, de volgende dag zouden we na aankomst in Alblasserdam, het schip weer voor een tijdje verlaten dus overal lag losse “parang”(bagage) op de grond, op de kasten  en bedden, koffers, plunjezakken en tassen, geloof het of niet, de treop lag overal door de verblijven heen geslingerd. Slapen deed niemand, dat ging gewoon niet die nacht, ik was almaar met koffie bezig voor iedereen die het kwam halen in de kombuis, behalve natuurlijk de maat in het stuurhuis en de heren op de brug, moeilijk om met koffie die ijzeren trappen op te klauteren, hoe hoger je komt hoe groter de slingerbeweging natuurlijk, het ging stukje bij beetje met één hand voor de leuning en de andere voor de koffie, treetje voort treetje. Tussen die beklimingen en andere werkzaamheden door, hing ik zoals gebruikelijk rond op m’n favoriete achterdak genietend van de zee en het hele woeste stampende geweld.

Toen de dag begon te krieken liepen we voor de wind en golven uit van de “Noordhinder”naar Hoek van Holland. Er was duidelijk bewijs, dat het die nacht inderdaad zwaar weer geweest was. De havendiensten hadden gestaakt en voor de monding van de nieuwe Waterweg lagen veel koopvaardijschepen op de rijende golven te wachten op de afnemende storm. Een bijzonder mooi maritiem panorama! Wij als klein schip waren ook nu niet afhankelijk van een loods dus voeren we tussen de wachtende reuzen door naar de ingang van de Nieuwe Waterweg en werden met de laatste golven naar binnen gezwiept om daarna in een wonderlijke rust langs Rotterdam naar onze eindbestemming werf “De Noord” in Alblasserdam te varen.

Na een kort verblijd in Den helder op de voor de wal liggende uit dienst genomen Hr. Ms. Jan van Galen, een ouwe torpedobootjager die nog dienst gedaan han in Korea, gingen we weer met de plunjezak op de bult naar Alblasserdam waar de Naaldwijk uiteindelijk aan de Marine werd opgeleverd nu als de Hr. Ms. Naaldwijk.

 
De overdracht aan de Marine van de Hr. Ms. Naaldwijk op 8 november 1955 op de werf “De Noord”.

Het eerste voeren we toen naar de Waalhaven in Rotterdam, bij de Marine bekend als de basis van de onderzeedienst. Wij gingen daar met een ander doel naartoe namelijk om te “demagnetiseren”, daar bevond zich een installatie voor het noodzakelijke slot aan de afbouw van elke mijnenveger. Stel je een hele grote boog voor met zo’n beetje dezelfde constructie als zo’n ouderwetse hefbrug en daar moesten we toen een X- aantal malen onderdoorvaren cq doorheen varen. Horloges, zei men, kon je beter aan wal laten, want die werden er mogelijk door ontregeld. Misschien was het kompas ook wel tijdlijk van boord geweest, zou kunnen. Voor deze óperatie’ zijn we een paar dagen in Waalhaven gebleven. 

EINDELIJK VAN START!

Nu zijn wij echt los. De laatste burgers zijn van boord en de Amerikaanse officier had ook afscheid genomen. Het laatste wat ons scheidde van “het ruime sop” van de woelige baren, was een offcieel bezoek van een deputatie uit Naaldwijk. De burgemeester en zijn echtgenote, de wethouders met hun dames en de nog lageren in rang met hun vrouwen (oud ‘klassen’grapje) betraden schuchter-nieuwsgierig het naar hun gemeente genoemde schip. Hapje, drankje en een kleine rondleiding, daarmee was alles gezegd. Omdat ze uit de glazenstad kwamen werd een grote mand tuinbouwprducten achter gelaten… nou … dat viel wel in de smaak bij de vijfendertig koppige bemanning. Stel voor dat dit schip “Schiedam” was gedoopt…, dat had toch een heel andere mand opgeleverd! Maar goed je weet dat er al eeuwen iets is tussen zeelui en fruit … scheurbuik of geen scheurbuik ( uit de V.O.C. tijd). 

Wij werden nu onderdeel van een groep mijnenvegers, in deze context spreek je dan van een flottielje, squadron, een eskader of een smaldeel, alles is goed als je maar bij elkaar blijft!. Met zo’n kleine vloot van gelijkwaardige schepen werd nu geoefend en ‘s avonds liepen wij ergens binnen. Als je dan zo boord aan boord in een haven lag, moest je toch een beetje oppassen dat een hofmeester of kok van een ander schip de spullen die je misschien kwijt was, mes, lepel, bord of schaal, niet even bij jou wegpikte…. ja, die dingen gebeurden soms…… 


Hr. Ms. Douwe Aukes.

Het ‘kloppend hart’ van zo’n smaldeel was een zogenaamd werkschip of moederschip, meestal een oude ‘prauw’die met z’n laatste actieve zeemijlen bezig was. De oude baas die ons vergezelde op onze veegtochten over, voornamelijk,  de Noordzee, was de eerbiedwaardige illustere Hr. Ms. Douw Aukes of zoals wij hem liefkozend noemden: de Oude Doukes en hij was oud. In dienst gesteld in november 1922, gebouwd om mijnen te leggen, een echt antiek stoomschip met een grote hoge schoorsteen midscheeps, waar dikke rookwolken uitkwamen wanneer ze op volle kracht varend probeerde ons bij te houden…. hetgeen natuurlijk vergeefse ijdele moeite was.

Veel valt er verder over het ‘vegen’ niet veel te vertellen. het was gewoon hetzelfde als hiervoor op de Beilen. Bijna alles was toen in 1955 al geveegd, zeker in de druk bevaren routes voor onze kust, de hele Noordzee is druk bevaren. Ergens boven de Waddeneilanden in de zgn. Duitse Bocht werd nog wel eens een éitje’gevonden, dus blijven oefenen. Den Helder, Hoek van Holland en Vlissingen deden wij regelmatig aan. ook Oostende was zo’n haven en wat ik mij van ons bezoek aan Calais herinner is de zeer beroemde beeldengroep “De Burgers van Calais” van Rodin.


In Vlissingen waren wij vaker dan in andere havens binnenliepen, hebben wij nog gevoetbald tegen de bemanning van andere ‘bootjes’ In dat elftal stond ik onder de lat, niet dat ik zo goed kon kiepen, maar de langste was. Op de foto sta ik met donker shirt onder mijn keeperstrui. tweede van links boven.

En ‘s avonds liepen we’van kroegie naar kroegie al deden onze voeten soms zeer. Zo stappend is het gebeurd dat we lekker hadden zitten drinken in “De Vic”

We waren behoorlijk aangeschoten toen we die avond het pand verlieten. komend vanuit de warmte zo de koude buitenlucht in, wil áangeschoten’wel eens omslaan in een ‘voltreffer’. Nou dat was bij ons ook het geval die avond. Het was een rot eind lopen van de boulevard naar de pier waar wij lagen ergens aan de oostkant van de stad. Wat gebeurd er, heb ik later nooit meer meegemaakt, ik werd al sjouwend echt helemaal broodnuchter. In die gezegende toestand heb ik wel is waar met moeite de troep bij elkaar kunnen houden en zonder al te veel brokken aan boord gebracht.

Op zee kreeg ik in de gaten dat bij ruig weer met wind op de kop, ik bij een opkomend katterig gevoel, zo’n beetje tegen zeeziekte aan, het beste in de kombuis wat plakjes zout spek kon bakken, de geur en pittige smaak viel bij mij veel beter dan bijv. een kop koffie, want daar werd ik niet goed van. De commandant wilde een grote mok zwarte koffie met daarin een rauw ei….. (anders nog iets meneer? ).


Verlofpas van Johan Veenstra.

                                                                       =GROTE JONGEN=

Op woensdagochtend 14 december voeren we het bassin van de mijnendienstkazerne binnen en meerden af recht tegenover de eetzaal van dit complex. doordat dit hele terrein is bewaakt hoefde er op ons bootje tijdens de decemberfeestdagen geen wacht te worden gelopen, bovendien ging de hele bemanning aan wal eten, we hoefden maar over te steken…Prettig geregeld…! En zo ging in die middag met een paar maten de wal op en liep voornoemde eetgelegenheid binnen waar, kijk aan, good old boots Goedegebuuren de leiding had over het eetgebeuren en het nodige aanral zeuntjes. Hij knikte me lachend (grijnzend) herkennend toe terwijl ik langs de vleespotten schoof met bord en bestek in mijn hand. Wij vonden een vrije bakstafel vlak bij de ramen, met de rug daarnaartoe gekeerd om precies te zijn. Teon kwam onze dikke bolronde en goedlachse bootsman naar onze tafel gelopen en zegt met een grins van oor tot oor tegenmij zoiets als: “Zo hf, gefeliciteerd… je bent vandaag een grote jongen geworden…..! Öh mijn god” dacht ik…’godverdegodver…! “Het bloed viel uit m’n hoofd van schrik!. “Hoe weet doe rotzak dat? Wie heeft dat die geuniformeerde walrus in de oortjes gefluiterd?
Zo… zeiden toen ook mijn maten naast mij aan tde baksafel. “Dus jij bent vandaag jarig”? Leuk,  hoe oud ben je geworden?
Ik kon geen hap meer door mijn strot krijgen. De ramen waren achter mij allemaal dicht, het was winter weet je!
De “walrus”stond bij de uitgang en de zeuntjes bleven ook bij de uitgang hangen. koortsachtig onderzoch ik de vluchtpogingen, maar helaas die waren er weinig en at uiterlijk onbewogen mijn bord leeg. Ik bracht mijn lege bord en bestek weg en sprint naar de uitgang, ik dook zowat het laatste stuk, maar de overmacht was te groot. Strijdend ben ik ten onder gegaan. Stevig vastgehouden door de zeuntjes stond ik nu voor de bolle bootsman, de ouwe Zeeuw, die dit zelf vroeger voor de oorlog als jong pikbroekje ook han moeten ondergaan. Hij gromde grijnzend: “leuk geprobeerd hof””? 

 

Ik werd naar de voorste bakstafel geleid… vluchten kon niet meer en ging languit op tafel liggen zoals ik dat vaker had gezien, op mijn buik liggend, hoofd op m’n armen en … laat maar komen die orkaan… Mijn broek werd strak over m’n kont getrokken (dat slaat prettiger) en de bootsman himself opende met een forse klap met de spekplank de traditionele serie van 21 slagen waarmee officieel afscheid werd genomen van mijn jeugd. WHAMM, de eerste van de boots, Wham de tweede en derde, de vierde, kwartiermeesters, korporaals en alle ander gekwalificeerde aanwezigen van 21 jaar en ouder (ontgroend)  mochten eenmaal de spekplank op mijn kont laten eerkomen. Ik raakte de tel kwijt maar er werd door de boots geteld, want hij had de supervisie. Whamm, Auch! Beng, Plats! Nog een paar klappen. “Dirk jij nog” FLARR. Mijn broek werd nogeens strak om m’n billen getrokken. Nog twee dan: WHAMM en AARCH, godsamme, dan gejuich en applaus, ik ben volwassen. ik laat mij van de bakstafel afglijden en richt mij op. Tussen m’n romp en m’n benen zit voor de rest van de dag een gevoelloos lichaamsdeel. Met m’n handen ineen geslagen boven mijn hoofd als stoere overwinnaar neem ik de huldiginen en felicitaties in ontvangst. Ik ben nu “volwassen”. Met een grijns op mijn smoel van een Fries die kiespijn heeft strompel ik naar buiten en zal de rest van mijn verjaardag niet meer kunnen zitten.

Na het “Kerstreces”gingen wij weer naar buiten, d.w.z het bassin uit naar de buitenhaven want..”de zee lag vol mijnen, maar die dingen zie je niet!” De eerste regel was best mogelijk. De tweede regel was echter onze realiteit, al die dagen, weken en maanden, vegen, pulsen en hameren leverden niks op, geen succes, Tia – ada mijn .. lou loene!.


Met je beste maat even op de foto.

Wij gingen gewoon door met de dagelijkse dingen. De kok in zijn crematorium, de commandant aan het commanderen en ik poetsen en zuigen. Wout de kok en ik koffie gezet en ik had de koffiemachine zoals gebruikelijk van binnen en buiten grondig schoongemaakt en daarna routineus de koffie gezet. Ha heerlijk, dat zal er wel ingaan zeiden mijn klanten tevreden. Terwijl ik stond te kijken kwam de koffie er net zo hard weer uit. Getverdegetver, niet te zuipen, wat is dit? Geen idee. ik had zelf nog niet geproefd en Wout ook niet. Oorzaak, na het schoonmaken was de lap waarmee ik dat had gedaan in het apparaat achtergebleven…. even afgeleid… ach, dat kan gebeuren. Snel nieuwe koffie gezet en weer doorgegaan.

                                            =VOER VOOR PSYCHOLOGEN=

Tijdens een weekend in Den Helder, ik had geen wacht en was aan boord gebleven, vrij dus om te doen en te laten wat ik wilde. We lagen een beetje achteraf bij fort Harsens, een oud verdedigingswerk uit de Napoliontische Tijd een eind lopen dus naar het centrum van de stad. Dit zou, met afstand, het gevaarlijkste uur uit m’n Marinetijd worden.
Dat kwam zo:
De jongste officier had dat weekend wacht (zijn naam ben ik vegeten) ik had zoals gezegd geen wacht of verplichtingen, lekker vrij. Zo tussen 19.00 en 19.30 uur wilde  ik de wal op gaan en loop vanuit het manschappenverblijf door de whalegang naar het achterdek, je passeert dan, dat kan niet anders, de onderofficiershutten en longroom en daar zat meneer de jonste officier…. “hofmeester”!, Ik dach”Nee hè…. maar steek vriendelijk lachend m’n hoofd naar binnen ….Öch”zegt dat oorwurm “Zou je even een pakje sigaretten voor me kunnen halen want ik kom tot m’n schrik er achter dat ik niets meer heb… en ik dacht toch…! (zegt hij op z’n binnenzak kloppend en quasi zoekend een krant optillend….) dat ik verdeurie nog ‘n rokertje in reserve had. Ik voelde zomaar plots een woede in me opkomen, ik was toch vrij…. en zei zuinigjes: “Meneer, er staat een meisje op mij te wachte om naar de bioscoop te gaan…! “Da’s vervelend repliceerde hij “Maar de Hertog Hendrik (een wachtschip in die tijd) is vlak bij, als je een beetje opschiet haal je dat nog wel voor die film begint”!.
Zeer driftig nam ik heel vriendelijk het geld voor de rookwaar aan in stilte de gruwelijkste verwensingen uitschreeuwend ging ik van boord.

Een uur ongeveer ben ik weggebleven en van woedend was ik echt razend geworden. Ik was zo opgefokt, dat ik besloten had die man bij terugkomst aan boord een enorme hengst voor zijn kop te geven….!
Ja, ik wist het, dat betekende krijgsraad, een enorme douw, degradatie, Nieuwersluis, (militaire strafinrichting) oneervol ontslag. alle consequenties had ik overwogen en toch was ik bereid die te aanvaarden. Die vent kreeg die zwiep voor zijn bek……!
Totaal over de rooie vlieg ik de valreep op, de gang in en… :Hallo”zegt de Luitenant ter zee III rustig en vriendelijk. “Ga even zitten, het spijt mij dat ik je voor een deel  van je vrije avond heb beroofd….”Woorden van die strekking maar wel op een heel vriendelijke toon….m’n woede was totaal verdwenen van het enen  moment op het andere, het was een mirakel!
De rustig uitgespoken verontschuldigende woorden (die terecht waren) hadden op mij de uitwerking van een stortbad op een branden vuur… in één keer over en uit… Wonderlijk…. echt voer voor psychologen…!

                                            = KEMBALI DI TANGSI =

Ofwel in gewoon Nederlands ‘terug naar de kazerne’ einde Naaldwijk. Hand trouwens niks met het hiervoor vertelde te maken. De mijnendienstkazerne was al een aantal malen een soort tussensituatie geweest waar je altijd terecht kwam wanneer je in een soort óvergang’ verkeerde met de daarbij horende symtomen. Je had daar nooit het gevoel van hier ben ik geboren, hier voel ik mij thuis. Je deed melig je werk, ging melig naar die stinkslaapzaal en stond daarna melig baksgewijs, we aten in de kantine gevulde koeken, klaverjasten de ene boom na de andere of we zaten als hofmeesters onderelkaar stiekem in het kleine keukentje (spenhok) van het onderofficiersverblijf te eenentwintigen om geld, dat was spannend, al ging het niet om veel geld.

 De ultime vlucht was een term ook wel ‘torn’genoemd en dat houdt in: anderhalf jaar worden uitgezonden naar de ‘West” (Curaçao) of de Óost” Nederland Nieuw Guinea, kortweg N.N.G. Dat was de term als letterlijke uitdrukking. Men zocht kloeke wakkere mannen om de eer van Koningin en Vaderland hoog te houden in het land van het Wilhelminagebergte en de peniskokers, tja, denk je dan,’peniskokers’…. hier in ons goede vaderland vinden sommige mensen een normale  besnijdenis al op het randje te vinden en dan blijkt dat ze daar in dat verre overzeese koninkrijksdeel te worden gekookt….! Enfin,  bij dat zoeken was het oog ook gevallen op Hofmeester der 1-ste klasse J. Veenstra met het rugnummer 27380, het begin van een tropisch avontuur. Dat was in oktober 1956 mijn afscheid van de mijnendienst.

 

Helemaal vergeten kon ik mijn tijd op de Naaldwijk niet. De onderstaande tekening heb ik gemaakt tijdens mijn verblijf in Biak N.N.G. in 1957.

De allereerste commandant van de Naaldwijk heb ik in Amsterdam begin jaren zestig nog een keer ontmoet. Het was nog steeds die zelfde, aardige aimabele man van toen.

EINDE VAN MIJN NAALDWIJK VERHAAL.

Met dank aan Johan Veenstra (1934) oud Hofmeester (oktober 1952 – 1958).

Het adres is bij ons bekend.